Ik woon op de Frans-Belgische grens en sinds die gesloten is, komt de lockdown light
heel erg op mij af. Voor ’t eerst in dertig jaar voel ik die grens weer als een begrenzing. Verder werken aan mijn reeks “De Nederlanden in Frankrijk 2.0” is helaas nu geen optie.
We zijn tien dagen in lockdown of hoe de Belgische overheid deze bizarre situatie ook mag noemen. Mijn vrouw en ik, beiden in het onderwijs, werken veel van thuis uit. Er zijn geen inwonende kinderen meer, dus zijn we helemaal op onszelf aangewezen om wat structuur in onze dag te steken. Wij boffen. We wonen buiten of moet ik nu “op de buiten” schrijven, want in Vlaanderen spreken zelfs ministeriële excellenties van “in uw kot blijven” in plaats van “thuis blijven”. Enfin, wij wonen dus ten uitkante en er lopen tientallen weggetjes van ons dorp richting bos en heuvel of polder en vlakte. Wij hebben geluk en ik denk dikwijls aan de mensen die in hun HLM
wonen aan de rand van Rijsel. We zien die flatgebouwen dikwijls opduiken als we een heuveltje oprijden met zicht op het zuiden en we zien de bewoners ervan op de Zwarte Berg, waar ze op zondag een frisse neus komen halen en ook rozijnenboord en tabak. Eén uurtje per dag mogen ze nog naar buiten, in hun eentje en in hun onmiddellijke omgeving. Je zal maar wonen in zo’n blokkendoos in Ronchin of La Croisette.